Op 19 april 1829 werd de Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst te Amsterdam opgericht in het lokaal ‘Tecum Habita’ te Amsterdam, in aanwezigheid van de volgende stedelijke afdelingen: Arnhem, Dordrecht, ‘s Gravenhage, Haarlem, Leeuwarden, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht en Zwolle. Afgevaardigde voor Nijmegen was de heer P. Stadnitski.
Op de jaarvergadering van 1832 in Den Haag was de heer Stadnitski echter niet meer aanwezig. Na de oprichting van de overkoepelende organisatie leden meerdere afdelingen een kwijnend bestaan, waaronder Arnhem en Nijmegen. De Nijmeegse afdeling verdween daarmee geruisloos van het toneel.
In het geschiedboek over de eerste 100 jaar van de Amsterdamse Maatschappij tot bevordering der Toonkunst (door J.D.C. van Dokkum) werd in die tijd de grote uitval van plaatselijke afdelingen toegeschreven aan het uitbarsten in een epidemische vorm van de ziekte Cholera. Ook de nasleep van de afscheiding van België in 1830 had een negatieve invloed. Maar of dit ook voor de Nijmeegse afdeling gold is niet bekend.
In 1862 werd een nieuwe poging gedaan om in Nijmegen een afdeling in het leven te roepen. Maar ook deze was na korte tijd weer ter ziele ‘aan verval van krachten’, veroorzaakt doordat per lid per jaar 1,50 gulden aan de Maatschappij in Amsterdam moest worden afgedragen, waardoor er te weinig middelen overbleven om uitvoeringen te kunnen geven. Destijds lezen we in de krant daarover:
“Hier hebben wij ongeveer nooit uitvoeringen met orkest, daar wij die zelf moeten betalen en daartoe de kas ontoereikend is (.) Met de solisten is het hier al idem; elken keer betalen ons eene aanzienlijke som voor solisten, zoodat wij dan ook gedwongen waren om voor ons eerstvolgend concert in december de kosteloze hulp van dilettanten in te roepen.“
Driemaal is scheepsrecht
In 1894 volgt een derde poging. Dan komt een veertigtal Nijmegenaren bijeen in hotel Keizer Karel op initiatief van Albert Roothaan om opnieuw een afdeling van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst op te richten en zoals gebleken: succesvol.
De afdeling was bovenal een muziekschool, waar Albert Roothaan de eerste directeur van werd, met daaraan verbonden een zangvereniging. Discussies in de Provinciaal Gelders/Nijmeegse Courant maakten duidelijk dat het oprichten van een nieuwe zangvereniging op weerstand stuitte van vooral de Christelijke Gemengde Zangvereniging ‘Erato’. Deze zangvereniging vond de stad te klein (20.000 inwoners) om twee bloeiende koren te hebben. Erato was in 1862 opgericht en had 115 werkende en 424 niet-werkende leden/donateurs. Sommigen pleitten er toen voor om samen te gaan. Deze discussie duurde voort tot in 1914 beide koren daadwerkelijk fuseerden. Tot 1979 bleef het toen gefuseerde koor voortbestaan onder de naam ‘Toonkunst-Erato’
In de Provinciaal Gelders/Nijmeegse Courant van 25 december 1894 wordt het eerste concert aangekondigd door de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst: “Dit concert vindt plaats op vrijdag 11 januari 1895 des avonds ten 7 ½ uur, in de concertzaal der Sociëteit Vereeniging”. Dit concert werd echter alleen uitgevoerd door solisten.
In dezelfde Courant wordt meegedeeld dat in januari 1895 ook de Muziekschool van de afdeling van de Maatschappij zal worden geopend. Zowel in instrumentale- als vocale muziekbeoefening werd lesgegeven. De school zal gevestigd zijn: Van Welderenstraat 116.
De eerste dirigent van het koor en tevens directeur van de muziekschool was Albert Roothaan. In een ander bericht uit het Algemeen Handelsblad wordt ten onrechte de naam Leon C. Bouman genoemd, die overigens Albert Roothaan later wel opvolgt.
Het eerste concert van het koor werd nu de 2e Afdeelings-uitvoering. Er werd gelijk groots uitgepakt met ‘Die Schöpfung’ van Joseph Haydn. Kennelijk werd er gelijk al een prijzenswaardige uitvoering gegeven, getuige een korte recensie in De Maasbode. De Arnhemse Orkestvereniging (AOV) begeleidde het koor.
Het AOV werd later het Gelders Orkest en is in 2019 opgegaan in ‘Phion, orkest van Gelderland en Overijssel’.
In de vroege periode, zelfs tot na WO II, bestond de mogelijkheid de generale repetitie tegen sterk gereduceerde prijs bij te wonen. Men sprak toen ook wel van volksconcert, dat meestal daags voor de eigenlijke uitvoering plaats vond.
In 1897 ondernam men het waagstuk de Matthäuspassion van Bach uit te voeren. Hoewel de uitvoering zeer breed was opgezet (er werkten in het koor 260 personen mee, het jongenskoor niet meegerekend) en er kosten noch moeite waren gespaard, werd het geheel tot een debacle in optima forma. De ‘afdeeling’ boekte een tekort van een paar duizend gulden, terwijl de toenmalige hoofdredacteur van het Weekblad voor Muziek, Hugo Nolthenius, liet doorschemeren, dat hij ‘nog nooit zoo’n slechte uitvoering der M. P. had bijgewoond’. Dit alles versterkte de positie van Roothaan niet en in 1898 werd de leiding van de zangvereniging opgedragen aan Leon C. Bouman. Overigens bleef Albert Roothaan tot aan zijn dood in 1913 directeur van de muziekschool.
Leon Bouman was medeoprichter van de ‘afdeeling Nijmegen’. Ook was hij enige tijd dirigent van de Arnhemse afdeling, maar om gezondheidsredenen moest hij hiermee stoppen. Vanwege zijn slechte gezondheid heeft mevr. Jeanne Broek-Landré voor hem ingevallen bij de uitvoering van de Schöpfung in december 1904.
Jeanne Broek-Landré was de eerste vrouw die als dirigent voor het koor stond. Toentertijd was dat uitzonderlijk!
Willem Kerper, muziekdirecteur te Gouda, verving Leon Bouman in 1906. Een jaar later, in 1907 nam hij definitief het stokje over en werd hij de derde dirigent van het Toonkunstkoor. Na de dood van Leon Bouman op 24 april 1919, 66 jaar oud, werd Willem Kerper tevens directeur van de muziekschool.
In die periode fuseerde het Toonkunstkoor met de zangvereniging Erato. Beide koren leden aan zowel tekort aan leden als financiën. De fusie krijgt op 5 november 1914 zijn beslag op een gezamenlijke Algemeen Vergadering. Het gefuseerde koor gaat verder onder de naam Toonkunst- Erato.
Door de jaren heen maakte het koor perioden van bloei en krimp door. In perioden van krimp ging het vaak vooral om een tekort aan mannen, zowel tenoren als bassen. Oplossingen werden gezocht in samenwerking met andere koren. Zo werd bij de uitvoering in 1918 van Les Croisade des enfants van G. Pierné het koor ondersteund door het Nijmeegs Mannenkoor. In de periode tot 1923 wordt er nog zes keer met het Nijmeegs Mannenkoor gezamenlijke uitvoeringen gedaan.
Willem Kerper heeft bijna 40 jaar de Toonkunstconcerten geleid. In die periode heeft hij zowel de crisisjaren als de oorlog meegemaakt. De crisisjaren waren waarschijnlijk ook voor het koor een moeilijke periode. Waar men tot dan toe gewend was om twee uitvoeringen per jaar in De Vereeniging te hebben, werden dat vanaf 1930 tot aan 1941 steeds een per jaar.
De periode na de oorlog
In de oorlog kwamen de kooractiviteiten zelfs stil te liggen. De muzieklessen aan de muziekschool gingen wel door. En er waren ook wel leerling-uitvoeringen in de oorlog. Toch vrij snel na de oorlog pakt Willem Kerper de draad weer op. Het 50-jarig jubileum, dat eigenlijk in de oorlog aan de orde was, diende nog gevierd te worden en het koor gaat aan de slag met ‘Der Messias’ van Händel. De uitvoering daarvan vond plaats in De Vereeniging op 5 april 1946. Helaas moest Willem Kerper zich wegens ziekte laten vervangen door Co van Beinum. Het ging al niet goed met de gezondheid van Willem Kerper. Zo werd in 1945 Arnold Martens benoemd als de nieuwe directeur van de Muziekschool. Op 26 juli 1946 komt hij te overlijden. Co van Beinum, de oudere broer van de Eduard van Beinum (chefdirigent van het Concertgebouworkest), wordt vervolgens dirigent van Toonkunst-Erato. Co van Beinum neemt in 1950 afscheid en wordt opgevolgd door Jan Out.
In De Gelderlander van 25 november 1950 wordt het koor beschreven als:
“… het oudste oratoriumkoor van Nijmegen, waaraan als alter-ego het koor Erato is verbonden. [Het koor heeft] een aanzienlijk aandeel gehad in het Nijmeegse muzikale leven. Het koor dat ook een cultuur bezit, welke ook in een ‘down-tijdperk’ niet kon worden versluierd. Het kent de koortechniek, de oratoriumstijl bij overlevering. Een ontwikkelingsproces waarvoor geslachten nodig zijn geweest om het tot die zuivere stijl te brengen. Het is een stijl die niet op korte termijn te leren is, want die stijl is met de werken zelf, van oude adel. In de klank van dit koor zit een oude kleur en ze heeft een eigen karakter.”
Ook onder Jan Out was het koor zeer succesvol. Het feit dat Jan Out tevens dirigent was van Het Gelders Orkest, zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Het had onder ander tot gevolg dat uitvoeringen van het koor regelmatig onderdeel waren van een concertreeks van Het Gelder Orkest. Ondanks het feit dat het koor steeds goede recensies in de krant kreeg, kon het toch ook zomaar gebeuren dat bezoekersaantallen tegen vielen. Zo is er bijvoorbeeld bij de uitvoering in 1954 met de werken van ‘La Vita Nova’ van Wolff-Terrari en ‘Psalmes Hungarius’ sprake van een gering bezoekersaantal (500). Dit werd toen geweten aan het feit dat dit concert in die week al het vierde was.
In 1957 werd behalve de ‘Krönungsmesse’ van Mozart, de ‘Noé ou La destruction du premier monde’ van Marius Monnikendam uitgevoerd. Dit was een wereldpremière en werd in De Vereeniging uitgevoerd in het kader van het Holland Festival. De componist was hierbij aanwezig. Aafje Heynis vertolkte in dit concert de altpartij. Ze is een van de vele solisten van naam die medewerking gaven aan concerten van het Toonkunstkoor. Ze zal dat nadien nog meermaals doen. Met name bij de jaarlijks terugkerende gewoonte om in september de gevallenen in de 2e Wereldoorlog te herdenken met het ‘Requiem’ van Verdi.
Tussen 1953 en 1969 is, op enkele keren na, het Toonkunstkoor steeds present bij de dodenherdenking op 16 september. Meestal met het Requiem van Verdi, maar een enkele keer ook met het Requiem van Mozart en het zogenaamde Nijmeegs Te Deum van Charpentier of het Requiem van Bruckner.
Een bijzondere solist in deze reeks is de Australische sopraan Joan Sutherland, die dankzij bemiddeling van het Nijmeegse gemeentebestuur in 1957 invalt voor de zieke Lois Marshall, zo valt te lezen in het Algemeen Handelsblad.
Ontvlechting koor en muziekschool
In 1958 ontstaat na het overlijden van Piet Versloot een vacature bij de Nijmeegse Volksmuziekschool. Men grijpt deze situatie aan om de muziekschool van Toonkunst te doen samengaan met de Volksmuziekschool. Vervolgens wordt Arnold Martens benoemd tot directeur van de nieuw gevormde Nijmeegse Muziekschool. Daarmee wordt een langzame ontvlechting van het koor en de muziekschool ingezet. Ook al wordt Martens in 1961 opgevolgd door Anton van Deursen, die drie jaar later (1964) ook dirigent wordt van Toonkunstkoor-Erato.
In 1966 werd in Musis Sacrum in samenwerking met het Gelders Orkest De Saint Nicolas Cantate van Benjamin Britten uitgevoerd wat in ons land nog heel weinig was uitgevoerd. Na de pauze werken van Verdi. Hierbij kreeg het koor versterking van het Toonkunstkoor “Orpheus” uit Venlo-Blerick.
Maar het ging langzamerhand niet goed meer met het koor. Door het wijzigen van de vorm van de jaarlijkse dodenherdenking en het beëindigen van de medewerking aan de concertseries van het Gelders Orkest was het aantal leden zodanig gedecimeerd dat de dirigent verder repeteren op de oude basis niet verantwoord achtte. Bij een ledenwerfactie in Hatert sprak Anton van Deursen van het in gevaar komen van het voortbestaan als deze ledenwerfactie te weinig succesvol zou zijn. In september 1970 koos de ledenvergadering ervoor om de repetities op te schorten. Anton van Deursen heeft nog getracht de koorklassen van de Muziekschool te melden als leden van Toonkunst om het bestaan van de Nijmeegse afdeling weer zinvol te laten zijn, maar het bestuur en de leden van het koor wezen dit af.
Anton van Deursen verlaat in 1972 het koor waarvan het ledenaantal inmiddels dramatisch is afgenomen. Harry van Diepenbeek, majoor en dirigent van De Luchtmachtkapel, volgt hem op en het lijkt alsof door het gestaag toenemen van het ledenaantal de crisis is bezworen. Vanwege hoge kosten wordt echter niet meer uitgevoerd in De Vereeniging, maar elders en slechts korte koorwerken met piano- of orgelbegeleiding. Van Diepenbeek stapt overigens al na vier jaar op.
Hans Oosthout is in 1976 de volgende die het koor probeert te redden en hij krijgt direct met een stevige klus van doen. Op 6 en 7 mei 1977 vindt in Nijmegen de landelijke ALV van de Maatschappij tot bevordering van de toonkunst plaats, waarbij de afgevaardigden van de verschillende afdeling uit het land in het stadhuis door burgemeester De Graaff worden ontvangen. Gebruikelijk is dat het organiserend koor ook een concert geeft. Daar er een tekort aan koorleden is, wordt als oplossing gevonden om een concert samen met Het Groot Karmelkoor en Audite Nova te verzorgen.
Op 27 september 1978 bericht De Gelderlander opnieuw over de grote zorgen die er zijn vanwege een tekort aan leden. Er wordt nog wel gerepeteerd, maar een uitvoering is niet echt in zicht. Dan volgt in 1979 een tweede fusie in het bestaan van het koor. Dit maal met de Gemengde Zangvereniging De Wychert uit Berg en Dal. Het koor gaat verder onder de naam Toonkunstkoor De Wychert.
Het nieuwe Toonkunstkoor De Wychert laat voor het eerst van zich horen op 26 april 1979 tijdens een eucharistieviering in de Molenstraatkerk met de Kleine Orgelsolomesse van Joseph Haydn, die een jaar later nog eens opnieuw wordt uitgevoerd in de St.-Bartholomeuskerk in Beek-Ubbergen. Er worden kerstconcerten gegeven in Beek-Ubbergen en Kranenburg. Er is ook een concert in de Muziekschool van Venlo, samen met Zangvereniging Del Monte uit Venlo. Maar langzaamaan begint het te rommelen binnen het koor. In 1984 vertrekt Hans Oosthout.
Midden in een moeilijke tijd voor het koor treedt in 1984 José Doodkorte aan als dirigent. Een van de weinige vrouwen in den lande die dirigeert, maar ook, afgezien van het eenmalig optreden van eerder genoemde Jeanne Broek-Landré, de eerste vrouwelijke dirigent tijdens de Toonkunstkoorhistorie.
Onder de leiding van José Doodkorte gaat het langzamerhand steeds beter met het koor. In 1994, 10 jaar na haar aantreden wordt er een sprankelende Jubileumuitvoering gegeven vanwege het 100-jarig bestaan: ‘Die Schöpfung’ van Haydn, die ook 100 jaar daarvoor werd uitgevoerd, als eerste optreden van het Toonkunstkoor.
Tien jaar na de fusie met De Wijchert, in 1989, werd besloten verder te gaan als Toonkunstkoor Nijmegen en omstreken. Het koor heeft het predicaat ‘voorbeeldkoor’ gekregen in het kader van het project ‘kwaliteitsbevordering’ van de Maatschappij tot bevordering van de Toonkunst. Het Nijmeegse Toonkunstkoor vervulde daarin een voortrekkersrol.
José Doodkorte ontwikkelde de Koristenopleiding in Nijmegen waarin zangers koortechnisch en muziektheoretisch geschoold werden. De opleiding leidde tot het diploma ‘Korist’ (A, B en C) van de Stichting Samenwerkende Nederlandse Korenorganisaties’. Daaruit volgde in 2005 de Zangschool met zangworkshops en cursussen. Nog diverse huidige zangers van het Toonkunstkoor hebben daar hun diploma’s gehaald.
Jose Doodkorte is uiteindelijk ruim 30 jaar dirigent geweest van het dit koor. Onder haar leiding werd er samengewerkt met diverse grote en kleinere orkesten, internationaal bekende solisten en soms ook met andere koren. Veelal in het concertgebouw De Vereeniging. Behalve oratoria, missen en requiems van de bekende grote componisten kwamen ook werken op de lessenaars van huidige componisten zoals Rutter, Whitacre en Pärt.
Haar 25-jarig jubileum werd gevierd met een uitvoering van het Requiem van Verdi en onofficieel met een bonte avond voor het koor met tal van optredens en speeches. Zelf zei zij daarbij onder andere:
“Vijfentwintig jaar geleden kwam ik bij een koor dat Toonkunstkoor ‘De Wychert’ heette. Als ik het interview herlees dat na mijn aanstelling in de Gelderlander verscheen, dan lees je uitspraken van iemand die weet waar ze het over heeft. Welnu, de waarheid is dat ik het allemaal nog moest ontdekken: ik was 33 jaar en moest nog afstuderen aan het Conservatorium, nadat ik daar pas op 29-jarige leeftijd was begonnen met mijn muziekstudie in twee richtingen: Schoolmuziek en Koordirectie.
Tijdens mijn directiestudie kwam mij mijn jeugdervaring op de orgelbank naast mijn vader en het uit volle borst kwelen van de gregoriaanse gezangen in de kerk goed van pas. Ook mijn tongpunt –r – , waarmee ik mijn hele basisschoolperiode werd gepest, werd in het kader van de zanglessen erg geprezen: ik zat op mijn plek!”
Op 27 februari 2015 nam José Doodkorte afscheid met het Cantiques de Jean Racine, het Requiem van Fauré en het Stabat Mater, (uitvoering voor koor) van Pergolesi.
Dirigent Hans de Wilde volgt Jose Doodkorte in 2015 op. Hij heeft zijn opleiding gevolgd aan het Zwolse conservatorium. Hij studeerde trompet (jazz) bij Jan Wessels, waarna hij als trompettist in veel formaties heeft gespeeld, waaronder “Bigband Bodycheck” . Hij is een bevlogen musicus die het maximale uit de uitvoerenden weet te halen. In februari 2016 was dat te horen in de Domincuskerk in Nijmegen, waar het koor schitterde in de Messiah van Händel. Ook in de navolgende concerten met werken van Haydn, Bach en Duruflé werd duidelijk welke kant de nieuwe dirigent met het koor op wilde. Zijn aanpak vertaalt zich in een snel oplopend ledenaantal. Succes was er met de Tangomis van Palmeri, september 2018, waarbij het koor zich van een verrassende ander kant liet horen.
In maart 2019 werd het 125jarig jubileum gevierd met een bijzonder concert in De Vereeniging: “A Concert of Sacred Music” van Duke Ellington, het Te Deum van Petr. Ebben en Cumulus, dat speciaal voor dit jubileum is gecomponeerd door Berry van Berkum., de vaste begeleider en repetitor van het koor.
Voor de begeleiding heeft het koor de samenwerking gezocht met het Subway Jazz Orchestra uit Keulen met Vera Westera als vocale soliste. De medewerking van leerlingen van NSG Groenewoud maakte het extra bijzonder, evenals de bijdrage van de Nijmeegse dansleraar Eduard Vermeulen die de tapdans uit het werk van Duke Ellington verzorgde .
Het jubileumjaar werd afgesloten met een groots uitgevoerde Hohe Messe van J.S. Bach in concertgebouw De Vereeniging, dat ook na 125 jaar door het koor nog steeds gezien wordt als haar thuisbasis.
Dirigenten
- 1894 Albert Roothaan
- 1898 Leon Bouman
- 1907 Willem Kerper
- 1946 Co van Beinum
- 1950 Jan Out
- 1964 Anton van Deursen
- 1972 Harry van Diepenbeek
- 1976 Hans Oosthout
- 1984 José Doodkorte
- 2015 Hans de Wilde